loading

Bron: DE MORGEN (B.)

Ongezond, onverantwoord en zelfs ronduit dom. Toch zien we tijdens de Tour de France elk jaar opnieuw renners die met breuken, hersenschuddingen of vleeswonden allerhande verder blijven fietsen. Waarom wordt in het wielrennen niet met vervangingen gewerkt?

De 105de Tour de France is amper honderd kilometer ver wanneer Lawson Craddock tegen het asfalt smakt. De Amerikaanse renner wijkt uit voor een drinkbus en botst tegen een toeschouwer aan. Zoals dat bij renners meestal gaat, stapt hij na die crash opnieuw de fiets op. Met bloedend linkeroog en een vreemd afhangende schouder. Een gebroken schouderblad zal na de aankomst blijken.

Einde verhaal, denk je dan. Maar dit is de Tour en in de belangrijkste wielerwedstrijd van het jaar ligt de pijngrens wat verder dan anders. Een dag later poseert Craddock voor de fotografen. Een paar hechtingen in de wenkbrauw, de schouder overvloedig voorzien van kinesio tape met geel-groen motief. Natuurlijk doet het pijn, vertelt hij. Maar opgeven? Neen, dat niet. De eerste martelaar van de Tour 2018 is een feit.

Craddock is de zoveelste in een lange rij wielerhelden. Pascal Simon brak zijn schouder en bleef trappen. Tyler Hamilton won een bergrit met een kapot sleutelbeen en Johnny Hoogerland belandde in het prikkeldraad en haalde Parijs met 33 hechtingen in zijn benen. Stuk voor stuk heroïsche verhalen, maar toch horen ze niet bij het moderne wielrennen vindt de Nederlandse wielerjournaliste en ex-renster Marijn De Vries. “We willen toch de boodschap uitdragen dat sport gezond is? Wel, verder fietsen met een ernstige blessure is dat niet. Integendeel zelfs, het is heel dom.” In een poging een gesprek daarover op gang te brengen lanceerde De Vries een opmerkelijk voorstel. “Waarom werken we tijdens zo’n rondewedstrijd niet met reserve-renners? Geef elk team de kans om drie wissels door te voeren. Wanneer een renner zwaar valt, breng je de dag nadien gewoon een andere aan de start.” Het systeem kan volgens De Vries de wedstrijd ook aantrekkelijker maken. “Er ontstaat een volledig nieuw tactisch steekspel. Je kan als ploegleider ook een nieuwe renner aan de start brengen met het oog op één bepaalde etappe.”

Ook Vive le Vélo-presentator Karl Vannieuwkerke heeft het niet zo voor het martelaarschap. “De gezondheid van de renners staat altijd voorop”, vindt hij. Al begrijpt hij ook wel waarom een jongen als Craddock persé wil blijven fietsen. “Het belang van de Tour is enorm. Het is met voorsprong de belangrijkste wedstrijd van het jaar.” Een heldenverhaal blijkt ook enorme publicitaire waarde te hebben. “In normale omstandigheden hadden we het waarschijnlijk nooit over Craddock gehad, nu staat hij al twee dagen in het middelpunt van de belangstelling.”

Maar of vervangingen de oplossing voor het probleem zijn durft hij te betwijfelen. Wissels zullen ten koste gaan van de spankracht vreest Vannieuwkerke. “Nu komt iedereen met gelijke kansen aan de start, maar als daar plots frisse renners komen tussenfietsen mag meteen tachtig procent van het peloton zijn ambities om een etappe te winnen opbergen.” Als er al vervangingen komen zouden die dus enkel om medische redenen mogen. “Maar ook dat zal voor problemen zorgen”, vreest dokter Jos Benders, ronde-arts in onder meer de Giro d’Italia, Vuelta en Tour. “Je dreigt een eindeloze discussie te krijgen over de ernst van bepaalde blessures. Moet je iets breken om uit de wedstrijd te ‘mogen’ stappen? Of is een kneuzing ook al voldoende?”.

Toch noemt Benders de vervangingen een charmant idee. “Het wielrennen zou vaker naar andere sporttakken moeten kijken”, vindt hij. “Zoals het voetbal nu ook de videoscheidsrechter bij het hockey is gaan lenen.” Wat dat betreft heeft Benders ook zelf nog een suggestie. “Net zoals de ringarts bij boksen een kamp kan stilleggen, zou ook een ronde-arts in een rittenwedstrijd de handdoek moeten kunnen gooien wanneer een renner te zwaar gehavend is om nog verder te fietsen. Dat zou al een groot deel van de problemen vermijden.”